Ambtenarenwet

Artikel 15 Ambtenarenwet

Onderstaand artikel wordt toegevoegd aan de ambtenarenwet

§5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

1. Artikel 5:6, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet is van toepassing in geval de ambtenaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wegens de aard van de arbeid op regelmatige basis op zondag werkzaam was, ongeacht de aanwezigheid van een beding over die arbeid op zondag.

2. De ambtenaar die op het in het eerste lid bedoelde tijdstip is benoemd of gekozen in een functie als bedoeld in artikel 125c, eerste of tweede lid, zoals dat luidde voorafgaand aan dat tijdstip, behoudt de verleende ontheffing van de waarneming van zijn ambt onderscheidenlijk het verleende buitengewoon verlof. Ingeval op de bezoldiging een inhouding wordt toegepast over de tijd dat hij verlof geniet, blijven deze inhouding en de daarop van toepassing zijnde regels van kracht.

Parlementaire geschiedenis

[Voorstel van wet][1], 32 550, nr. 2.

ARTIKEL I

M

Artikel 133 wordt vervangen door:

Artikel 133

 1. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wordt de aanstelling die voor het tijdstip van inwerkingtreding van die wet is verleend aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 1, van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De arbeidsovereenkomst bevat de rechten en plichten van de ambtenaar zoals die golden voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

2. Artikel 5:6, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet is van toepassing in geval de ambtenaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wegens de aard van de arbeid op regelmatige basis op zondag werkzaam was, ongeacht de aanwezigheid van een beding over die arbeid op zondag.

3. De ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren aanspraken ontleende aan artikel 125c, eerste of tweede lid, zoals dat luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, behoudt die aanspraken.

[Memorie van toelichting][2], 32 550, nr. 3.

II ARTIKELEN (p.20-34)

Artikel I, onderdeel H (p.28-29)

Met deze bepaling worden de artikelen 125b en 125c van de Ambtenrenwet geschrapt. In artikel 125b wordt bepaald dat een ambtenaar niet op een voor hem geldende religieuze feest- of rustdag hoeft te werken, tenzij het dienstbelang dat onvermijdelijk maakt. Deze bepaling staat los van de aard van de werkzaamheden van de ambtenaar, zodat deze bepaling als gevolg van de normalisering kan komen te vervallen. Van toepassing is dan de Arbeidstijdenwet, waarin voor het werken op zondag een regeling is opgenomen met als uitgangspunt dat er op zondag niet wordt gewerkt, tenzij uit de aard van de arbeid werken op zondag voortvloeit en werken op zondag in de arbeidsovereenkomst is bedongen (artikel 5:6, eerste lid, Arbeidstijdenwet). Evenals op grond van het huidige artikel 125b van de Ambtenarenwet, kan werken op zondag inherent zijn aan bepaalde functies, zoals politieambtenaar of brugwachter. In die gevallen zal de overheidswerkgever het werken op zondag moeten opnemen in de te sluiten arbeidsovereenkomst. In geval op het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige voorstel van wet werken op zondag gebruikelijk was, blijft het werken op zondag op grond van het overgangsrecht van het voorgestelde artikel 133, eerste lid, Ambtenarenwet onderdeel uitmaken van de arbeidsovereenkomst die ontstaat bij inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel. In artikel 133, tweede lid, wordt buiten twijfel gesteld dat in die gevallen het werken op zondag niet uitdrukkelijk hoeft te zijn bedongen. Daarnaast is werken op zondag mogelijk als de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers (artikel 5:6, tweede lid, Arbeidstijdenwet). Met werken op zondag op grond van artikel 5:6, tweede lid, moet de werknemer instemmen (artikel 5:6, tweede lid, laatste volzin, Arbeidstijdenwet). Stemt de werknemer niet in, dan vormt dit geen grond om de arbeidsovereenkomst op te zeggen (artikel 7:670, negende lid, BW). Op grond van artikel 5:1 van de Arbeidstijdenwet kan een werknemer die, in verband met zijn godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen, de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag viert, verzoeken om overeenkomstige toepassing van de Arbeidstijdenwet ten aanzien van de voor hem geldende rustdag.

Het onderwerp van de eerste twee leden van artikel 125c, betreffende de deelname in publiekrechtelijke colleges tijdens werktijd, is tevens geregeld in artikel 7:643 BW. Geen aanleiding bestaat om voor ambtenaren een afwijkende voorziening te treffen. Voor zover de regeling op grond van artikel 125c Ambtenarenwet gunstiger is dan die van artikel 7:643 BW, blijft voor degenen die bij inwerkingtreding van het onderhavige voorstel van wet van artikel 125c gebruik maken, dat artikel op grond van artikel 133, derde lid, onderdeel uitmaken van de na inwerkingtreding ontstane arbeidsovereenkomst. Dit geldt niet voor ambtenaren die na inwerkingtreding van onderhavig voorstel van wet pas lid worden van een in artikel 125c bedoeld publiekrechtelijk college.

Artikel 125c, derde lid, ziet op verloffaciliteiten ten behoeve van activiteiten van of voor vakorganisaties van overheidspersoneel. Een vergelijkbare bepaling ontbreekt in het Burgerlijk Wetboek, maar maakt vaak wel deel uit van collectieve arbeidsovereenkomsten. Voorgesteld wordt om voor ambtenaren op dit punt aan te sluiten bij de algemene regeling en het onderwerp over te laten aan de sociale partners.

Artikel I, onderdeel M (p.29-30)

In de voorgestelde artikelen 133 en 133a van de Ambtenarenwet is het overgangsrecht van de normalisatie opgenomen.

(…)

In het tweede lid is bepaald dat in afwijking van artikel 5:6, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet het werken op zondag niet uitdrukkelijk hoeft te zijn bedongen, als de ambtenaar wegens de aard van de functie gewoon was op zondag arbeid te verrichten. Bij arbeidsovereenkomsten die na inwerkingtreding van het onderhavige voorstel van wet worden gesloten, zal een dergelijk beding voor bedoelde functies overeenkomstig de Arbeidstijdenwet in de overeenkomst moeten zijn opgenomen. Zie verder de toelichting bij het vervallen van artikel 125b van de Ambtenarenwet.

Het derde lid stelt de aanspraken veilig van de ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van onderhavig voorstel van wet gebruik maakt van artikel 125c, eerste en tweede lid, van de Ambtenarenwet. Zie verder de toelichting bij het vervallen van artikel 125c van de Ambtenarenwet.

(…)

[Gewijzigd voorstel naar aanleiding van advies RvS][3], 32 550, nr. 5.

ARTIKEL I (p.1-6)

M

Artikel 133 wordt vervangen door:

Artikel 12

1. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wordt de aanstelling die voor het tijdstip van inwerkingtreding van die wet is verleend aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 1, van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Van de arbeidsovereenkomst maken deel uit de op dat tijdstip ten aanzien van de ambtenaar bestaande beslissingen, afspraken en toezeggingen inzake de bezoldiging, de werktijden, het rooster, verlof, faciliteiten voor de uitoefening van de functie en studiefaciliteiten.

2. Artikel 5:6, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet is van toepassing in geval de ambtenaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wegens de aard van de arbeid op regelmatige basis op zondag werkzaam was, ongeacht de aanwezigheid van een beding over die arbeid op zondag.

3. De ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is benoemd of gekozen in een functie als bedoeld in artikel 125c, eerste of tweede lid, zoals dat luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, behoudt de verleende ontheffing van de waarneming van zijn ambt onderscheidenlijk het verleende buitengewoon verlof. Ingeval op de bezoldiging een inhouding wordt toegepast over de tijd dat hij verlof geniet, blijft deze inhouding en de daarop van toepassing zijnde regels van kracht.

[Gewijzigde Memorie van toelichting naar aanleiding van advies Rvs][4], 32 550, nr. 6.

II ARTIKELEN (p.22-38)

Artikel I, onderdeel H (p.32-33)

Met deze bepaling worden de artikelen 125b en 125c van de Ambtenarenwet geschrapt.

In artikel 125b wordt bepaald dat een ambtenaar niet op een voor hem geldende religieuze feest- of rustdag hoeft te werken, tenzij het dienstbelang dat onvermijdelijk maakt. Deze bepaling staat los van de aard van de werkzaamheden van de ambtenaar, zodat deze bepaling als gevolg van de normalisering kan komen te vervallen. Van toepassing is dan de Arbeidstijdenwet, waarin voor het werken op zondag een regeling is opgenomen met als uitgangspunt dat er op zondag niet wordt gewerkt, tenzij uit de aard van de arbeid werken op zondag voortvloeit en werken op zondag in de arbeidsovereenkomst is bedongen (artikel 5:6, eerste lid, Arbeidstijdenwet).

Evenals op grond van het huidige artikel 125b van de Ambtenarenwet, kan werken op zondag inherent zijn aan bepaalde functies, zoals politieambtenaar of brugwachter. In die gevallen zal de overheidswerkgever het werken op zondag moeten opnemen in de te sluiten arbeidsovereenkomst. In geval op het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige voorstel van wet werken op zondag gebruikelijk was, blijft het werken op zondag op grond van het overgangsrecht van het voorgestelde artikel 12, eerste lid, Ambtenarenwet onderdeel uitmaken van de arbeidsovereenkomst die ontstaat bij inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel. In artikel 12, tweede lid, wordt buiten twijfel gesteld dat in die gevallen het werken op zondag niet uitdrukkelijk hoeft te zijn bedongen. Daarnaast is werken op zondag mogelijk als de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers (artikel 5:6, tweede lid, Arbeidstijdenwet). Met werken op zondag op grond van artikel 5:6, tweede lid, moet de werknemer instemmen (artikel 5:6, tweede lid, laatste volzin, Arbeidstijdenwet). Stemt de werknemer niet in, dan vormt dit geen grond om de arbeidsovereenkomst op te zeggen (artikel 7:670, negende lid, BW). Op grond van artikel 5:1 van de Arbeidstijdenwet kan een werknemer die, in verband met zijn godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen, de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag viert, verzoeken om overeenkomstige toepassing van de Arbeidstijdenwet ten aanzien van de voor hem geldende rustdag.

Het onderwerp van de eerste twee leden van artikel 125c, betreffende de deelname in publiekrechtelijke colleges tijdens werktijd, is tevens geregeld in artikel 7:643 BW. Geen aanleiding bestaat om voor ambtenaren een afwijkende voorziening te treffen. Voor zover de regeling op grond van artikel 125c Ambtenarenwet gunstiger is dan die van artikel 7:643 BW, blijft voor degenen die bij inwerkingtreding van het onderhavige voorstel van wet van artikel 125c gebruik maken, dat artikel op grond van artikel 12, derde lid, onderdeel uitmaken van de na inwerkingtreding ontstane arbeidsovereenkomst. Dit geldt niet voor ambtenaren die na inwerkingtreding van onderhavig voorstel van wet pas lid worden van een in artikel 125c bedoeld publiekrechtelijk college. Artikel 125c, derde lid, ziet op verloffaciliteiten ten behoeve van activiteiten van of voor vakorganisaties van overheidspersoneel. Een vergelijkbare bepaling ontbreekt in het Burgerlijk Wetboek, maar maakt vaak wel deel uit van collectieve arbeidsovereenkomsten. Voorgesteld wordt om voor ambtenaren op dit punt aan te sluiten bij de algemene regeling en het onderwerp over te laten aan de sociale partners.

Artikel I, onderdeel M (p.34-35)

In de voorgestelde artikelen 12, 13 en 14 van de Ambtenarenwet is het overgangsrecht van de normalisatie opgenomen.

(…)

In het tweede lid is bepaald dat in afwijking van artikel 5:6, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet het werken op zondag niet uitdrukkelijk hoeft te zijn bedongen, als de ambtenaar wegens de aard van de functie gewoon was op zondag arbeid te verrichten. Bij arbeidsovereenkomsten die na inwerkingtreding van het onderhavige voorstel van wet worden gesloten, zal een dergelijk beding voor bedoelde functies overeenkomstig de Arbeidstijdenwet in de overeenkomst moeten zijn opgenomen. Zie verder de toelichting bij het vervallen van artikel 125b van de Ambtenarenwet.

Het derde lid stelt de rechten veilig van de ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van onderhavig voorstel van wet gebruik maakt van artikel 125c, eerste en tweede lid, van de Ambtenarenwet. Als voor het verlof een inhouding op de bezoldiging wordt toegepast, blijven deze inhouding en de regels die op de inhouding van toepassing zijn in stand. Een voorbeeld van dergelijke regels is artikel 33a van het ARAR. Zie verder de toelichting bij het vervallen van artikel 125c van de Ambtenarenwet.

(…)

[Eerste nota van wijziging][5], 32 550, nr. 9.

§5. Overgangs- en slotbepalingen

 Artikel 15

1. Artikel 5:6, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet is van toepassing in geval de ambtenaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I tot en met IX van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wegens de aard van de arbeid op regelmatige basis op zondag werkzaam was, ongeacht de aanwezigheid van een beding over die arbeid op zondag.

2. De ambtenaar die op het in het eerste lid bedoelde tijdstip is benoemd of gekozen in een functie als bedoeld in artikel 125c, eerste of tweede lid, zoals dat luidde voorafgaand aan dat tijdstip, behoudt de verleende ontheffing van de waarneming van zijn ambt onderscheidenlijk het verleende buitengewoon verlof. Ingeval op de bezoldiging een inhouding wordt toegepast over de tijd dat hij verlof geniet, blijven deze inhouding en de daarop van toepassing zijnde regels van kracht.

[Vijfde nota van wijziging][6], 32 550, nr. 56.

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: In artikel I wordt in de artikelen 14, eerste lid, 15, eerste lid, 16, eerste lid, en 17, eerste lid, «de artikelen I tot en met IX» telkens vervangen door: artikel I.

Toelichting

Dit amendement bevat de wetstechnische aanpassing van een aantal verwijzingen naar aanleiding van het vervallen van artikel IX.

[1] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 2.

[2] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 3 (MvT).

[3] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 5.

[4] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 6.

[5] Kamerstukken II 2011-2012, 32 550, nr. 9.

[6] Kamerstukken II 2013-2014, 32 550, nr. 56.