Ambtenarenwet
Artikel 17 Ambtenarenwet
Onderstaand artikel wordt toegevoegd aan de ambtenarenwet
§ 5. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 17
1. De krachtens deze wet, zoals deze luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, vastgestelde algemeen verbindende voorschriften vervallen.
2. De in het eerste lid bedoelde algemeen verbindende voorschriften blijven van kracht ten aanzien van te verstrekken uitkeringen aan ambtenaren wier dienstverband op het in het eerste lid bedoelde tijdstip reeds is beëindigd. De in deze voorschriften opgenomen bedragen kunnen worden geïndexeerd op de in deze voorschriften bepaalde wijze.
3. Voor zover en voor zolang op het in het eerste lid bedoelde tijdstip geen collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten waarbij een overheidswerkgever partij is, blijft een in het eerste lid bedoeld voorschrift verbindend voor een overheidswerkgever en zijn ambtenaren als ware het een collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover niet in strijd met deze wet of dwingendrechtelijke bepalingen van burgerlijk recht.
Parlementaire geschiedenis
[Gewijzigd voorstel naar aanleiding van advies RvS][1], 32 550, nr. 5.
ARTIKEL I (p.1-6)
M
Artikel 133 wordt vervangen door:
(…)
Artikel 14
1. De krachtens deze wet, zoals deze luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, vastgestelde algemeen verbindende voorschriften vervallen.
2. De in het eerste lid bedoelde algemeen verbindende voorschriften blijven van kracht ten aanzien van te verstrekken uitkeringen aan ambtenaren wier dienstverband op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren reeds is beëindigd. De in deze voorschriften opgenomen bedragen kunnen worden geïndexeerd op de in deze voorschriften bepaalde wijze.
[Gewijzigde Memorie van toelichting naar aanleiding van advies Rvs][2], 32 550, nr. 6.
II ARTIKELEN (p.22-38)
Artikel I, onderdeel M (p.33-34)
(…)
Met het voorgestelde artikel 14 worden alle algemeen verbindende voorschriften die de huidige Ambtenarenwet zijn gebaseerd, ingetrokken. In het tweede lid wordt een uitzondering gemaakt voor de wachtgeldbepalingen van gewezen ambtenaren. Tevens wordt een grondslag gecreëerd om bedragen voor deze uitkeringen te kunnen blijven indexeren op de thans gebruikelijke wijze.
[Eerste nota van wijziging][3], 32 550, nr. 9.
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
§ 5. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 17
1. De krachtens deze wet of artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993, zoals deze luidden voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I tot en met IX van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, vastgestelde algemeen verbindende voorschriften vervallen.
2. De in het eerste lid bedoelde algemeen verbindende voorschriften blijven van kracht ten aanzien van te verstrekken uitkeringen aan ambtenaren wier dienstverband op het in het eerste lid bedoelde tijdstip reeds is beëindigd. De in deze voorschriften opgenomen bedragen kunnen worden geïndexeerd op de in deze voorschriften bepaalde wijze.
[Tweede nota van wijziging][4], 32 550, nr. 11.
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
3.
In artikel I wordt aan artikel 17 van de Ambtenarenwet een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Voor zover en voor zolang op het in het eerste lid bedoelde tijdstip geen collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten waarbij een overheidswerkgever partij is, blijft een in het eerste lid bedoeld voorschrift verbindend voor een overheidswerkgever en zijn ambtenaren als ware het een collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover niet in strijd met deze wet of dwingendrechtelijke bepalingen van burgerlijk recht.
Artikel IIb (p.3)
Indien het bij koninklijke boodschap van 21 november 2006 ingediende voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 200x) (30 880) tot wet is of wordt verheven en artikel 2 van die wet in werking is getreden, wordt in artikel 17 van de Ambtenarenwet 201. «artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 201x.
Toelichting (p.6-8)
2 en 3 (overgangsrecht)
(…)
Het wetsvoorstel gaat ervan uit dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet collectieve arbeidsovereenkomsten worden afgesloten. Het kan hierbij gaan om een betrekkelijk groot aantal cao’s. Deze zullen niet alle op hetzelfde moment tot stand komen. Het kan echter onwenselijk zijn om met de inwerkingtreding van de wet te wachten tot alle cao’s tot stand gekomen zijn. Daarom is in artikel 17 een derde lid toegevoegd, dat een voorziening treft voor de gevallen waarin nog geen cao’s tot stand gekomen zijn. De bestaande rechtspositieregelingen blijven dan verbindend als waren het cao’s, totdat door de betreffende overheidswerkgever een echte cao is gesloten.
Uiteraard dienen bepalingen die in strijd zijn met dwingendrechtelijke bepalingen van burgerlijk recht daarvan uitgesloten te worden. Een voorbeeld daarvan is het ontslagrecht. Vanaf het inwerkingtreden van de wet zullen op dat terrein de civielrechtelijke regels gelden.
Ook de paragrafen 3, 4 en 5 van de nieuwe Ambtenarenwet gaan voor op wellicht enigszins afwijkende bepalingen in de oude rechtspositieregelingen.
Omdat in de voorgestelde tekst van het derde lid wordt bepaald dat rechtspositieregelingen verbindend blijven «als waren het collectieve arbeidsovereenkomsten», kunnen daarin voorkomende bepalingen die afwijkend van «driekwart dwingend recht» wel hun gelding behouden. Van «driekwart dwingend recht» kan immers bij cao worden afgeweken.
[1] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 5.
[2] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 6.
[3] Kamerstukken II 2011-2012, 32 550, nr. 9.
[4] Kamerstukken II 2011-2012, 32 550, nr. 11.
Wijzigingen Ambtenarenwet n.a.v. Aanpassingswet Wnra
Art. 17 Ambtenarenwet
– Lid 1: in het eerste lid wordt na “De krachtens deze wet” ingevoegd “en artikel 15, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen” en wordt “luidde” vervangen door “luidden”.
(Kamerstukken I 2018-2019, 35 073, nr. A, p. 22).
Door deze wijziging vervalt (net als de rechtspositieregelingen) de algemene maatregel van bestuur op basis waarvan voor personeel van publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen met eigen rechtspersoonlijkheid kan worden afgeweken van de rechtspositie van personeel dat werkzaam is bij de ministeries.
(Kamerstukken II 2018-2019, 35 073, nr. 3, p. 86).
– Lid 2: In het tweede lid wordt “ambtenaren” vervangen door “ambtenaren als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet,”.
(Kamerstukken I 2018-2019, 35 073, nr. A, p. 22).
Voor deze wijziging had het tweede lid alleen betrekking op de groep ambtenaren, die in de zin van de huidige Ambtenarenwet ambtenaar zijn of waren en na inwerkingtreding van de Wnra ook ambtenaar zijn in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet 2017 of zouden zijn geweest, doordat de term “ambtenaar” verwijst naar de betekenis die daaraan in artikel 1 van de Ambtenarenwet 2017 wordt gegeven.
In het tweede lid wordt daarmee het behoud van aanspraken geregeld van hen die ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 2017 zouden zijn geweest indien zij op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wnra nog in dienst zouden zijn geweest, maar niet van hen die geen ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 2017 zouden zijn geweest indien zij op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wnra nog in dienst zouden zijn geweest. Het tweede lid wordt zo aangepast, dat de term “ambtenaar” wordt gebruikt in de betekenis van de oude Ambtenarenwet. Deze aanpassing maakt het noodzakelijk expliciet te regelen dat artikel 17, eerste tot en met derde lid, niet van toepassing is op rechtspositieregelingen van de uitgezonderde groepen. Zij zijn immers wel ambtenaar in de zin van de huidige Ambtenarenwet, maar niet in de zin van de Ambtenarenwet 2017.
(Kamerstukken II 2018-2019, 35 073, nr. 3, p. 87-88).
– Lid 3: In het derde lid wordt “een overheidswerkgever en zijn ambtenaren” vervangen door “ambtenaren als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet en hun werkgever”.
(Kamerstukken I 2018-2019, 35 073, nr. A, p. 22).
In het derde lid wordt in de huidige redactie geregeld dat rechtspositieregelingen verbindend blijven voor overheidswerkgevers en hun ambtenaren, als ware zij cao’s. De huidige redactie volstaat niet, omdat dit lid dan niet geldt voor rechtspositieregelingen voor hen die als ambtenaar werkzaam zijn bij een organisatie die thans tot de openbare dienst behoort, maar geen overheidswerkgever wordt. Ook deze medewerkers krijgen een arbeidsovereenkomst (zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.18, onderdeel A, onder 5, dat artikel 14 van de Ambtenarenwet 2017 wijzigt) en hun rechtspositieregelingen dienen ook als ware het een cao in stand te blijven, indien er niet tijdig een nieuwe cao is afgesloten. Met de voorgestelde wijzigingen in het tweede en derde lid krijgen ook ambtenaren die in dienst zijn van stichtingen of verenigingen die onder overwegende overheidsinvloed staan, maar niet als kernactiviteit openbaar gezag uitoefenen en om die reden geen overheidswerkgever worden een arbeidsovereenkomst en blijven – bij uitblijven van een nieuwe cao – hun rechtspositionele voorschriften in stand als ware het een cao. Ook voor de openbare scholen en instellingen in de onderwijssectoren (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, universiteiten, onderzoeksinstellingen en Universitair Medische Centra), die om andere redenen geen overheidswerkgever worden, blijven de rechtspositionele regelingen als ware het een cao in stand als er geen nieuwe cao wordt afgesloten voor inwerkingtreding van de Wnra. (Kamerstukken II 2018-2019, 35 073, nr. 3, p. 87).