Ambtenarenwet

Artikel 6 Ambtenarenwet

Onderstaand artikel wordt toegevoegd aan de ambtenarenwet

§ 3. Verplichtingen van ambtenaren

Artikel 6

1. De ambtenaar is gehouden de bij of krachtens de wet op hem rustende en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.

2. Het niet naleven van het eerste lid geldt voor de toepassing van het Burgerlijk Wetboek als een tekortkoming in het nakomen van de plichten welke de arbeidsovereenkomst aan de ambtenaar oplegt.

Parlementaire geschiedenis

[Memorie van toelichting][1], 32 550, nr. 3.

3. Bestaande en beoogde situatie (p.6-10)

Bestaande situatie (p.6-8)

Het ambtenarenrecht en het private arbeidsrecht zijn twee afzonderlijke rechtssystemen, zowel formeel als materieel.[2] Dat is opvallend, nu beide rechtssystemen hetzelfde beogen: het reguleren van de arbeidsverhouding. Anders dan vaak wordt verondersteld, zijn de inhoudelijke verschillen tussen beide systemen in de afgelopen jaren wel minder groot geworden. Anno 2010 kunnen de belangrijkste verschillen tussen de publiekrechtelijke rechtspositie van de ambtenaar en de privaatrechtelijke rechtspositie van de werknemer als volgt worden samengevat.[3]

Formeel juridische verschillen

De ambtelijke rechtspositie heeft een publiekrechtelijke rechtskarakter. De rechtspositie van werknemer is privaatrechtelijk geregeld. Dit komt onder andere tot uiting in:

–De formeel eenzijdige aanstelling versus de tweezijdige arbeidsovereenkomst.

–Het «georganiseerd overleg» over arbeidsvoorwaarden versus onderhandelingen op basis van contractsvrijheid tussen werkgevers en werknemers;

–De publiekrechtelijke regelingen waarin rechten en plichten van ambtenaren zijn vastgelegd (Ambtenarenwet, Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), CAR/UWO enz.) versus de privaatrechtelijke regelingen voor werknemers (Burgerlijk Wetboek (BW), cao’s, uitvoeringsregelingen enz.). Het betreft hier regelingen met betrekking tot zaken als salariëring, vakantie en verlof, (bovenwettelijke) sociale zekerheid, discipline en ontslag.

–De publiekrechtelijke versus privaatrechtelijke rechtsbescherming bij ontslag en arbeidsgeschillen. Het ambtenarenrecht biedt daarbij veel meer aangrijpingspunten voor rechtsbescherming dan de civiele arbeidsovereenkomst. Een ambtenaar kan niet alleen tegen alle besluiten, maar – in afwijking van het algemene bestuursrecht – zelfs ook tegen alle handelingen ten aanzien van hem intern bezwaar aantekenen, vervolgens in beroep gaan bij de bestuursrechter en daarna hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

(…)

[Gewijzigd voorstel naar aanleiding van advies RvS][4], 32 550, nr. 5.

ARTIKEL I (p.1-6)

De Ambtenarenwet wordt als volgt gewijzigd:

A (p. 2)

 Artikel 4

1. De ambtenaar is gehouden de bij en krachtens de wet op hem rustende en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.

2. Het niet naleven van het eerste lid geldt voor de toepassing van het Burgerlijk Wetboek als een tekortkoming in het nakomen van de plichten welke de arbeidsovereenkomst aan de ambtenaar oplegt.

[Gewijzigde Memorie van toelichting naar aanleiding van advies Rvs][5], 32 550, nr. 6.

3. Bestaande en beoogde situatie (p.6-11)

Bestaande situatie (p.6-9)

Het ambtenarenrecht en het private arbeidsrecht zijn twee afzonderlijke rechtssystemen, zowel formeel als materieel.[6] Dat is opvallend, nu beide rechtssystemen hetzelfde beogen: het reguleren van de arbeidsverhouding. Anders dan vaak wordt verondersteld, zijn de inhoudelijke verschillen tussen beide systemen in de afgelopen jaren wel minder groot geworden. Anno 2010 kunnen de belangrijkste verschillen tussen de publiekrechtelijke rechtspositie van de ambtenaar en de privaatrechtelijke rechtspositie van de werknemer als volgt worden samengevat.[7]

Formeel juridische verschillen

De ambtelijke rechtspositie heeft een publiekrechtelijke rechtskarakter. De rechtspositie van werknemer is privaatrechtelijk geregeld. Dit komt onder andere tot uiting in:

–De formeel eenzijdige aanstelling versus de tweezijdige arbeidsovereenkomst.

–Het «georganiseerd overleg» over arbeidsvoorwaarden versus onderhandelingen op basis van contractsvrijheid tussen werkgevers en werknemers;

–De publiekrechtelijke regelingen waarin rechten en plichten van ambtenaren zijn vastgelegd (Ambtenarenwet, Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), CAR/UWO enz.) versus de privaatrechtelijke regelingen voor werknemers (Burgerlijk Wetboek (BW), cao’s, uitvoeringsregelingen enz.). Het betreft hier regelingen met betrekking tot zaken als salariëring, vakantie en verlof, (bovenwettelijke) sociale zekerheid, discipline en ontslag.

–De publiekrechtelijke versus privaatrechtelijke rechtsbescherming bij ontslag en arbeidsgeschillen. Het ambtenarenrecht biedt daarbij veel meer aangrijpingspunten voor rechtsbescherming dan de civiele arbeidsovereenkomst. Een ambtenaar kan niet alleen tegen alle besluiten, maar – in afwijking van het algemene bestuursrecht – zelfs ook tegen alle handelingen ten aanzien van hem intern bezwaar aantekenen, vervolgens in beroep gaan bij de bestuursrechter en daarna hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

(…)

II ARTIKELEN (p.22-28)

 Artikel 4 (p.94)

Artikel 4, eerste lid, is grotendeels ontleend aan artikel 50, eerste lid, van het ARAR. Het legt in algemene bewoordingen aan ambtenaren de plicht op om de op hen rustende verplichtingen te vervullen en zich als een goed ambtenaar te gedragen. Het huidige artikel 125a (te vernummeren tot artikel 8) en de voorgestelde nieuwe artikelen 6 en 7 kunnen gezien worden als een nadere uitwerking van deze bepaling. In het tweede lid wordt voorzien in een schakelbepaling tussen de Ambtenarenwet en het Burgerlijk Wetboek. Hij stelt buiten twijfel dat de ambtenaar die zijn plichten verzaakt – wat in de huidige situatie «plichtsverzuim» pleegt te worden genoemd – daarvan consequenties kan ondervinden in de sfeer van het arbeidsovereenkomstenrecht. Dat kan, voor zover de arbeidsovereenkomst daarin voorziet, een boete zijn (art. 650 Boek 7 BW), of indien sprake is van grove veronachtzaming van zijn plichten, ontslag (art. 678 Boek 7 BW).

[Eerste nota van wijziging][8], 32 550, nr. 9.

ARTIKEL I (p.1-6)

Titel I tot en met IV van de Ambtenarenwet worden vervangen door:

§ 3. Verplichtingen van ambtenaren (p. 3) 

Artikel 6

  1. De ambtenaar is gehouden de bij of krachtens de wet op hem rustende en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
  2. Het niet naleven van het eerste lid geldt voor de toepassing van het Burgerlijk Wetboek als een tekortkoming in het nakomen van de plichten welke de arbeidsovereenkomst aan de ambtenaar oplegt.

[1] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 3 (MvT).

[2] Zie over de rechtspositie van de ambtenaar bijvoorbeeld: H. Uhlenbroek, «Ambtenaar of werknemer, is er nog verschil?», AR 2001-4, blz. 4–12, en ook het jubileumnummer van het Tijdschrift voor Ambtenarenrecht 2008, nr. 12. Over de verschillen tussen de rechtspositie van de ambtenaar en werknemer.

[3] Zie o.a.: E.P. de Jong, «Bestaat er aanleiding de rechtspositionele verschillen tussen ambtenaren en civielrechtelijke werknemers te handhaven?», in: Handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging 1982, deel 1, eerste stuk (Zwolle, 1982), blz. 29 e.v., en A.F.M. Brennink-meijer en G.J.J. Heerma van Vos, «Een discussie over de rol van de Centrale Raad van Beroep», in: R.M. van Male (red), Centrale Raad van Beroep 1903 – 2003 (Den Haag, 2003). blz. 354 e.v.

[4] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 5.

[5] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 6.

[6] Zie over de rechtspositie van de ambtenaar bijvoorbeeld: H. Uhlenbroek, «Ambtenaar of werknemer, is er nog verschil?», AR 2001-4, blz. 4–12, en ook het jubileumnummer van het Tijdschrift voor Ambtenarenrecht 2008, nr. 12. Over de verschillen tussen de rechtspositie van de ambtenaar en werknemer.

[7] Zie o.a.: E.P. de Jong, «Bestaat er aanleiding de rechtspositionele verschillen tussen ambtenaren en civielrechtelijke werknemers te handhaven?», in: Handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging 1982, deel 1, eerste stuk (Zwolle, 1982), blz. 29 e.v., en A.F.M. Brennink-meijer en G.J.J. Heerma van Vos, «Een discussie over de rol van de Centrale Raad van Beroep», in: R.M. van Male (red), Centrale Raad van Beroep 1903 – 2003 (Den Haag, 2003). blz. 354 e.v.

[8] Kamerstukken II 2011-2012, 32 550, nr. 9.