Ambtenarenwet
Artikel 7 Ambtenarenwet
Onderstaand artikel wordt toegevoegd aan de ambtenarenwet
§ 3. Verplichtingen van ambtenaren
Artikel 7
De ambtenaar legt een eed of belofte af, overeenkomstig een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld formulier, dat voor verschillende functies verschillend kan zijn.
Parlementaire geschiedenis
[Memorie van toelichting][1], 32 550, nr. 3.
3. Bestaande en beoogde situatie (p.6-10)
Beoogde situatie (p.8-10)
(…)
Het waarborgen van de ambtelijke integriteit is naar onze mening een kwestie die uitstijgt boven de kwesties die tot het typische arbeidsvoorwaardenoverleg behoren, en daarom publiekrechtelijk moet worden geregeld. Daarom willen wij de desbetreffende bepalingen in de Ambtenarenwet – voor zover nodig aangepast – handhaven. Hetzelfde geldt voor de huidige bepalingen met betrekking tot de beperking van grondrechten en vertrouwensfuncties. Tezamen met wat wij hierboven hebben opgemerkt over de kerncompetenties van de ambtenaar vormen zij de elementen van wat, ook in de toekomst, de «ambtelijke status» zou kunnen worden genoemd. Dit komt op de meest zichtbare wijze tot uitdrukking in het afleggen van de eed of belofte bij indiensttreding. Ook de verplichting daartoe, zoals thans vastgelegd in artikel 125quinquies Ambtenarenwet, willen wij handhaven.
(…)
[Verslag vaste commissie voor Binnenlandse zaken][2], 32 550, nr. 7.
3. Bestaande en beoogde situatie (p.6-9)
(…)
De leden van de D66-fractie zijn blij, dat een aantal specifieke bepalingen met betrekking tot ambtenaren in de Ambtenarenwet gehandhaafd blijven. Waardoor in zekere zin gesproken kan worden van het gehandhaafd blijven van een «ambtelijke status». De overheid blijft een bijzondere werkgever en het is van belang specifieke voorschriften te handhaven met betrekking tot de integriteit van ambtenaren, het bekleden van vertrouwensfuncties en de beperking van hun grondrechten. Dat neemt overigens niet weg, dat voor het overige het BW van toepassing kan zijn, en dat in een cao afspraken over arbeidsvoorwaarden gemaakt kunnen worden. Deze leden hebben nog wel enkele vragen over de voorgestelde inhoud van de Ambtenarenwet. Zij vinden het een goede aanpak dat daarin onderscheid wordt gemaakt tussen zorgplichten voor overheidswerkgevers en verplichtingen voor ambtenaren. Daarbij is voorzien in een plicht om ervoor te zorgen dat ambtenaren bij hun indiensttreding de eed of belofte afleggen. Een daarmee corresponderende verplichting voor ambtenaren om een eed of belofte af te leggen lijkt echter te ontbreken. Zou het niet juister zijn om alsnog een daartoe strekkende bepaling op te nemen?
(…)
[Nota naar aanleiding van het verslag][3], 32 550, nr. 8
3. Bestaande en beoogde situatie (p.12-16)
(…)
De leden van de D66-fractie vroegen of het niet juister zou zijn om in de Ambtenarenwet naast een plicht voor overheidswerkgevers om ervoor te zorgen dat ambtenaren bij hun indiensttreding de eed of belofte afleggen ook de verplichting voor ambtenaren op te nemen om een eed of belofte af te leggen.
(…)
[Eerste nota van wijziging][1], 32 550, nr. 9.
ARTIKEL I (p.1-6)
Titel I tot en met IV van de Ambtenarenwet worden vervangen door:
§ 3. Verplichtingen van ambtenaren (p.3-4)
Artikel 7
De ambtenaar legt een eed of belofte af, overeenkomstig een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld formulier, dat voor verschillende functies verschillend kan zijn.
Toelichting (p.6-7)
Artikel 7
Dit artikel is de tegenhanger van artikel 5, eerste lid, onderdeel a. De overheidswerkgever draagt er zorg voor dat de ambtenaar bij zijn indiensttreding de eed of belofte af kan leggen. De ambtenaar is verplicht die eed of belofte daadwerkelijk af te leggen. Toegevoegd is dat het formulier voor de eed of belofte bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld wordt en dat het voor verschillende functies verschillend kan zijn.
[1] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 3 (MvT).
[2] Kamerstukken II 2010-2011, 32 550, nr. 7.
[3] Kamerstukken II 2011-2012, 32 550, nr. 8.
[4] Kamerstukken II 2011-2012, 32 550, nr. 9.